Het echte verhaal van Øystein Stie
16 januari 2010 door Gerrit de Heus
Geplaatst in De geschiedenis van Sties
Een onderonsje met Øystein Stie.
Vertaald vanuit het Noors door Wim Varenkamp.
Zijn fascinerende geschiedenis vertelt over een andere tijd, maar kan tegelijkertijd een inspiratie zijn voor hedendaagse transporteurs.
Stie’s Termo Transport, voor velen met een iets bovengemiddelde leeftijd in de branche, was het een eigen naam en een eigen klank. Lange tijd betekende het kunnen zeggen; “Ik rijd voor Stie’s, “ respect en status.
Er zijn niet veel transport-bedrijven,die meer dan twintig jaar nadat het bedrijf stopte met bestaan, een actieve vriendenvereniging en een levende fanclub met eigen website hebben.
Øystein Stie, die Sties Termo Transport AS startte in Grimstad in 1957, leeft vandaag de dag een actief pensionistenleven maar houdt nog steeds contact met bestuurders en vrienden uit de branche. Zijn fascinerende geschiedenis vertelt over een andere tijd, maar kan tegelijkertijd een inspiratiebron zijn voor hedendaagse transporteurs.
Het begin
De jonge Øystein Stie had eigenlijk geen interesse om te beginnen als vrachtautoeigenaar. Weliswaar had hij een kruideniersvader die ook enkele auto’s had, maar Øysteins interesse voor vrachtwagens was matig. “Het was economie wat mij interesseerde,”zegt Øystein. “En daarom begon ik op de Handelsschool net na het examen en maakte plannen om verder te gaan op de Handelshogeschool in Bergen.” Maar Øystein moest ook eerst in dienst. Terwijl hij daar was, besloot Frionor om te beginnen met exporteren van bevroren spinazie uit Grimstad naar de Zweedse markt. Toevalligerwijs was het Øysteins oudere broer, samen met een kameraad, die deze ritten kreeg. In de zomer van 1956 kochten zij zich een nieuwe vrachtauto met aanhanger. De auto kostte 150.000 kronen en het was Øysteins vader die met financiële garanties moest komen en zijn oom stond voor de garant transportvergunning.
De auto was modern en had een geïsoleerde bak. Met droogijs als koelmedium, begonnen zij met het uitrijden van bevroren spinazie uit Grimstad. Maar na korte tijd trok de oudere broer zich terug uit de transportwereld. En toen de kameraad iets later een ernstig ongeluk kreeg met de auto, verloor hij de zin om opnieuw te starten. In april 1957 was de auto gerepareerd na het ongeluk en Øysteins vader zat met een auto waar hij garant voor stond, maar niemand die geïnteresseerd was ermee te rijden. Hij zag geen andere mogelijkheid dan naar Oslo te reizen en het probleem te bespreken met de opdrachtgever Frionor. Toevallig was de ontmoeting tegengehouden tot direct nadat Øystein terugkwam van de dienstplicht en omdat Øystein zich goed kon redden met economie vroeg zijn vader of hij niet meekon naar de ontmoeting met Frionor. Het werd een ontmoeting met grote consequenties. Vader legde de zaken voor aan Frionor. “We hebben een auto die gemaakt is om goederen voor Frionor te rijden, maar niemand om hem te rijden. Wat zullen we doen?”
“Kan jij niet naar Wenen rijden, m’n jongen?…”
Frionor had heel wat transporten in die tijd. Het meeste ging per spoor en dat was niet altijd even effectief. Dus op de ontmoeting begonnen ze te discussiëren over waar de auto het meest nuttig kon worden ingezet. Halverwege de discussie keek de Frionorchef naar de jonge Øystein Stie en zei: “Kan jij niet naar Wenen rijden, m’n jongen?….” ”Jazeker kunnen we dat,”antwoordde Øysteins vader snel, voor Øystein kon reageren, ”alleen als de prijs goed is.” En zo werd het. Met een aangenomen chauffeur op de auto en Øystein Stie als tolk en tweede chauffeur, gingen ze op weg met de eerste lading met bevroren vis van Trondheim naar Wenen. Het was een lange reis die keer, maar wat Øystein zich het best herinnert, was dat hij verschrikkelijk veel papier moest ordenen, zowel voor vertrek als ook onderweg bij de grensovergang. Maar de reis ging snel en zonder problemen. Meteen toen ze thuiskwamen kregen ze nieuwe lading naar Wenen. De zomer door reden de twee naar wat in hun vermogen lag en dat werden veel ladingen naar Wenen, maar ook naar verschillende bestemmingen in Noorwegen en Zweden.
Auto-eigenaar
Toen de herfst kwam, was Øystein klaar om van de auto af te springen en te beginnen op de Handelshogeschool in Bergen zoals gepland. Maar net voordat de zomer over was, stopte de chauffeur die tot dan toe de auto samen met Øystein had gereden. En daar zat hij weer alleen in de kleine Scania-cabine en dacht: “Waar gaat de weg naartoe? Ik dacht dat het ook wel leuk was zo,”zegt hij als hij terugdenkt aan de waardering die hij toen kreeg.” En het was natuurlijk een beetje stoer en exotisch ook.” Maar het belangrijkste van alles, zoals we Øystein echt kennen, was wel dat hij, die de boekhouding van de auto deed, had gezegd dat het spoorvervoer van Frionor, dat zij de hele tijd hadden gereden, een mooi economisch resultaat gaf. Na lange discussies met de lokale bankchef kon hij de auto overnemen die nu 90.000 km had gereden. Met de auto volgde een schuld van 160.000 kroon. Dat was 10.000 kronen meer dan de auto nieuw kostte, omdat in de loop van het jaar dat de auto had gereden niet iedereen zijn betalingen had gekregen. Nadat hij de auto had overgenomen, kan Øystein zich herinneren dat het gebeurde dat mensen naar hem toe kwamen lopen om geld te eisen als hij was gestopt. Een keer kwam hij in de kruipversnelling boven op een helling en ontmoette hij een vrachtwagen op de linkerrijbaan die hem tot stoppen dwong. “Hier staan wij tot jij het in je broek doet, “zei de chauffeur van de andere auto. ”De automobilisten in de rij achter ons worden er getuige van opdat jij het in je broek doet.” Na enige onderhandelingen, waar Øystein goed uitkwam, kreeg hij toestemming om te passeren.
Bedrijfsidee
Øystein deed goed werk voor Frionor en hij was nog steeds hun enige koelautotransporteur. Naast de ritten naar het continent begonnen ze met iets dat ze de melkroute noemden. Vandaag de dag zou het directdistributie of non-stop deliveries heten, omdat wat ze deden het laden van volle vrachten vriesgoed was, direct van de productieplaats, snel en effectief leveren aan kleine en grote klanten. Dat was met name geslaagd in Zweden en daarna kwamen er enkele vaste routes uit voort. De behoefte aan meerdere auto’s diende zich aan. Øystein die de hele tijd een wakend oog op de financiën hield, zag potentie en zei tegen Frionor dat hij een oplossing voor hun groeiende transportbehoefte zou vinden. Na enig zoeken vond hij twee relatief jonge tweedehandsauto’s met geïsoleerde bakken te koop. Dat waren een DAF en een Büssing. Niet de allerbeste auto’s, herinnert Øystein zich, maar het was belangrijk om op gang te komen voordat iemand anders de kans kreeg. De auto’s waren nuttig in de periode dat hij snel behoefte had aan meer capaciteit. Toen waren er plotseling drie auto’s in Stie’s kleine transportbedrijf en Øystein moest naast het rijden ook beginnen met administreren. Met de boekhouding in de achterzak en het frequent bezoek aan de toentertijd rode telefooncellen, hield hij het bedrijf gaande tot 1960. Toen was hij zo vermoeid dat hij vast besloten was om terug te gaan naar zijn oorspronkelijke plan om te beginnen op de Handelshogeschool in Bergen. Hij probeerde actief de firma en de ritten verkocht te krijgen, maar het lukte niet om iemand te vinden die het lukte hem los te maken.
Wát een mogelijkheden
Opnieuw was er een ontmoeting met de directeur van Frionor die mede Øysteins verdere weg bepaalde. Øystein had verzocht om een ontmoeting om hulp te krijgen voor het vinden van een oplossing van het probleem de auto’s verkocht te krijgen. Maar tijdens de ontmoeting zei de Frionor-chef: ”We zijn blij met wat je voor ons doet en we willen graag meer goederen per auto vervoeren. Wat als jij stopt zelf te rijden en in plaats daarvan je concentreert op de administratie van de auto’s?” Wederom kreeg Øystein zijn waardering.
De Handelshogeschool werd uitgesteld en voor een verstandige jongeman uit Sørland is dat een duidelijke keus, omdat men op lange termijn moet denken. Een goede opleiding is belangrijk, maar tegelijkertijd heeft hij de mogelijkheden gezien die liggen in de transportwereld en besluit hij snel Frionors voorstel te accepteren. De Handelshogeschool kon nog wel een paar jaar wachten.
Het kantoor
Vanuit een klein kantoor in het Østlandse vrieshuis in Lysaker vlak bij Oslo, nam Øystein Stie zich voor om te beginnen aan de opbouw van een bedrijf dat later één van Europa’s leidende thermostransporteurs zou worden. Er moest veel gebeuren, herinnert hij zich. Maar dat was leuk. In die tijd was er genoeg werk voor iedereen en mijn werk was om dat allemaal zo goed mogelijk te organiseren en er voor te zorgen dat de financiën in alles wat we deden naar tevredenheid was. De gehele zestiger- en zeventiger jaren was er gelijkmatige stijging in omzet en resultaat.
Het aantal auto’s nam gestaag toe en steeds meer bestemmingen werden aan de lijst toegevoegd. Parallel met de groei van het aantal eigen auto’s, maakte hij doorlopend meer of minder formele afspraken met ingehuurde transporteurs. Hij volgde de hele tijd zijn filosofie dat een circa 50/50 verdeling tussen eigen auto’s en gehuurde auto’s optimaal was. En je hebt geen transportfirma die níet gedurende die jaren een deel van of al zijn kronen heeft verdiend met rijden voor Stie’s Termo Transport. Nog steeds gaf het status te rijden voor Stie en de betaling was zo goed dat de meesten het redden goed lonend te zijn.
De top
Aan het eind van de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig zat er nog steeds een gelijkmatige groei in de werkzaamheden.
De blauw-witte auto’s met Frionorreclame of Stie’s logo in rood op de zijkanten van de bak en in de lichtbak, waren wijd en zijd bekend in heel Europa en men zei, ongeacht welk stuk Autobahn je rijdt in Europa, zou het niet meer dan dertig minuten duren voordat je een Stie’s auto ziet. Misschien iets overdreven, maar feit was dat de auto’s goed zichtbaar waren op het Europese wegennet en dat ze opgemerkt werden. Misschien niet altijd in positieve zin, omdat de vis-‘ambulance’ nadien ook erg berucht werd vanwege het rijden alsof de vis nog steeds niet dood en diepgevroren was. Maar naar Stie’s bedrijfsconcept met snelle regelmatige en precieze leveringen was vraag en de prijzen waren goed.
Toen de zalmkweek begon te groeien, was Øystein Stie opnieuw op de juiste plaats. Langs de hele kust groeide het aantal fabrieken dat behoefte had aan het vervoerd krijgen van z’n producten naar de markt op een snelle en effectieve manier.
In samenwerking met lokale transporteurs op centrale plaatsen langs de kust, werd een netwerk van transportroutes en terminals gebouwd om de enorme en snelgroeiende markt te dekken.
Daarnaast maakte men afspraken met distributeurs op centrale punten in heel Europa waar vis verhandeld werd op veilingen en markten. Op de vismarkt in Parijs, Rungis en in havensteden zoals Boulogne en Bremerhaven werd het steeds normaler om krachttermen uit Møre te horen en een sappig Nordlands dialect.
Menig ober in café’s in Duitsland hebben genoeg last gehad van bestellingen zoals schnitzel als ontbijt. Omdat niet alle chauffeurs de taal machtig waren, was schnitzel makkelijk uit te spreken en het smaakte erg goed, zelfs voor ontbijt.
Maar aan het eind van de jaren tachtig werd ook voor Stie’s Termo Transport het teveel aan transportbedrijven merkbaar. Øystein vertelt dat hij meerdere keren meemaakte dat hij bij klanten kwam, waar concurrenten vóór hem waren geweest met het volgende aanbod:”Ongeacht waar Stie voor rijdt, wij rijden 10% goedkoper.”
Concurrenten die tegelijkertijd gedeeltelijk partner waren, doken op als paddenstoelen uit de grond. Sommigen kwamen en gingen heel snel, maar anderen beten zich vast. Maar Stie hield positie en op het meest omvattende netwerk van Stie’s Termo Transport reden meer dan 250 auto’s over heel Europa; van Alta in het noorden tot Malta in het zuiden. Stie kocht meerdere andere thermotransporteurs op en had nadien kantoren in heel Noorwegen.
De verkoop
Nog een keer was Øystein vooruitziend en zag dat het consolideren van de branche waar hij zelf in deel had genomen, er mede toe leidde dat er grote veranderingen kwamen in de randvoorwaarden. Hij ervoer ook dat andere branches hadden ontdekt dat wegtransport interessant was.
Het oprichten van Linjegods -de kracht in vrachtauto’s, spoor en veerdiensten waren samen gegaan en vormden een eenheid- was een indicator dat er iets op gang kwam. Daarnaast merkte Øystein dat rederijen met onder andere Høegh en Willemsen zich bewogen in de richting van het wegtransport. Er ontbrak niets aan het aanbod om te kopen en diverse aanbiedingen werden beoordeeld en afgekeurd. Maar de gedachte om te verkopen was niet dood.
“Ik was klaar voor twee dingen,”zegt Øystein nadenkend vandaag,”Ten eerste; deze mensen zaten op veel kapitaal. Rederijen hadden gedurende jaren grote vermogens opgebouwd en hadden veel kapitaal om in te zetten in de gebieden waar zij bedacht hadden in te gaan. Ten tweede was ik klaar voor hun kennis. Deze jongens hadden hogescholen van zowel Noorwegen als het buitenland. Dus wat had ik, die nooit zijn opleiding had afgemaakt, te stellen als deze zich werkelijk voornamen zich in onze markt te begeven? Eigenlijk vreesde ik ze niet, maar ik wist dat om ze te bevechten enorm veel zou eisen en ik moest mezelf nog eenmaal vragen; Is dat het waard? Vond ik het nog leuk breed bekeken nog één keer na 30 jaar.”
Verkoop
Het antwoord werd dat Øystein langzamerhand uit de markt ging en naar een actuele partner zocht. Hij wilde een constructie waar hij in geloofde en welke verder zou kunnen bouwen op wat hij gemaakt had. Hij zocht naar iemand die de arbeidsplaatsen zeker kon stellen van de mensen die hij had leren kennen en waar hij prijs op stelde. Na vele beoordelingen werd het een deal met het toenmalige Kosmos. Zij hadden heel veel geld, zoals Øystein zei en de leiding en directie hadden zich voorgenomen dat wegtransport één vanhun speerpunten zou worden. Øystein vertrouwde op dit concept en regelde ten slotte een afspraak met deze firma die hij als goed beschouwde. Zij fuseerden Stie’s Termo Transport en Kosmos en Øystein kreeg aandelen in Kosmos als betaling voor zijn levenswerk. Ondanks dat het eenvoudig en eerlijk zou kunnen werken, had Øystein vele kwellingen voordat hij besloot deze stap te zetten. Respect naar de medewerkers woog zwaar in Øysteins afwegingen mee en vandaag de dag is hij ervan overtuigd dat het besluit dat hij nam, de arbeidsplaatsen zeker stelde voor de medewerkers, ondanks dat het moeilijke tijden waren. Na de fusie met Kosmos zat Øystein een tijdje in het bestuur van Kosmos. Dat was ook een leerzame tijd met nieuwe inzichten over hoe het bedrijfsleven werkt. En hij gebruikte zijn ervaring en inzicht om voort te zetten wat hem altijd al interesseerde. Namelijk economie en lonende bedrijfsvoering. Op de Handelshogeschool in Bergen hadden ze nog steeds niets tegen hem gezegd.
Hier kun je meer lezen over de historie van Stie’s Termo Transport en de mensen achter het succes.
Reacties
Wij vinden het leuk als je je gedachten of mening met ons deelt...